De prijs die de samenleving moet betalen voor de negatieve gevolgen van alcoholgebruik, is veel hoger dan de opbrengst van de accijns. Daarom moet de accijns op alcoholhoudende dranken fors omhoog. Aldus econoom S. Cnossen van het Centraal Planbureau (CPB) onlangs in een discussienota.
In veel lidstaten van de Europese Unie bedraagt de opbrengst van de accijnzen op bier, wijn en sterke drank minder dan de helft van de directe kosten die het alcoholgebruik voor de samenleving veroorzaakt. Ook in Nederland is dat het geval. Onder de directe kosten worden verstaan de kosten voor gezondheidszorg, politie en justitie verband houdend met alcoholgebruik en de materiële kosten van verkeers-ongevallen en beschadiging van eigendommen.
Voor de landen van de Europese Unie gezamenlijk bedragen de directe maatschappelijke kosten 66 miljard euro. Daarnaast heeft het bedrijfsleven nog eens te maken met een kostenpost van 59 miljard euro als gevolg van door alcohol veroorzaakt verzuim, verminderde arbeidsprestatie, arbeidsongeschiktheid en voortijdig overlijden.
Naast deze goed meetbare economische schade, veroorzaakt alcohol ook veel sociale schade. Die is vaak economisch niet of moeilijk berekenbaar. Jaarlijks komen in de EU ongeveer 10.000 voetgangers, passagiers en niet-drinkende chauffeurs om het leven door automobilisten met een stuk in hun kraag. Ook leidt overmatig alcoholgebruik tot mishandeling van vrouwen en kinderen, tot onveiligheid op straat en tot criminaliteit.
Nederland
In Nederland ligt het alcoholgebruik per inwoner al jaren op ongeveer 8 liter per jaar. Wanneer personen beneden de 16 jaar buiten de berekening worden gehouden, bedraagt de consumptie ruim 10 liter per inwoner. Worden ook de niet-drinkers buiten de berekening gehouden, dan komt de gemiddelde drinker op meer dan 12 liter pure alcohol per jaar.
Ruim 12 liter pure alcohol betekent meer dan 3 glazen alcoholhoudende drank per dag. Dat is anderhalf maal het niveau van 2 glazen per dag dat door artsen beschouwd wordt als ´niet in strijd met een gezonde levensstijl”. Zo’n twintig procent van alle drinkers in ons land drinkt te veel. Zij kunnen onderverdeeld worden in “zware drinkers” 14,2 procent en verslaafden 5,5 procent van alle drinkers.
Cnossen berekent voor Nederland de directe economische schade door alcohol op circa 2½ miljard euro. Ruim tweemaal de accijnsopbrengst. Per persoon betalen we 158 euro voor de schade, en ontvangen we 64 euro aan accijnsopbrengst.
Drinkers, met uitzondering van de zwaar verslaafden, verminderen hun alcoholconsumptie als de prijs stijgt. De mate waarin zij hun consumptie verminderen noemen economen de prijselasticiteit. Hoe kleiner de prijselasticiteit, hoe minder invloed de prijs heeft op het consumptieniveau. Voor de drie categorieën drank hebben economen de volgende prijselasticiteiten berekend : bier -0,35 , wijn -0,68 en sterke drank -0,98.
Bier is veruit de goedkoopste alcoholleverancier, en dat blijft het ook nog bij een forse prijsstijging. Vandaar dat kleine prijsschommelingen de afzet maar weinig beïnvloeden. Sterke drank levert de duurste alcohol, en we zien dan ook dat de opeenvolgende accijnsverhogingen voor sterke drank steeds meer consumenten naar goedkopere alcoholbronnen gedreven hebben.
Accijns als matigingsinstrument
De prijs van alcohol wordt mede bepaald door de erop geheven accijns. Daardoor kan de accijnsheffing een middel zijn om het consumptieniveau naar beneden te krijgen, of om de consumptie in de richting van één specifieke drank te drijven.
Onderzoek heeft uitgewezen dat jongeren gevoeliger zijn voor prijsstijgingen dan ouderen. Gezien de overmatige alcoholconsumptie van jongeren, lijkt een speciale belasting op breezers dan ook wenselijk volgens Cnossen.
Prijsverhogingen sorteren verder meer effect op de lange termijn dan op de korte termijn. Een hoge prijs maakt dat minder mensen het product gaan proberen. En minder toevoer van nieuwe consumenten maakt dat op termijn het gebruik afneemt. Ook zijn matige drinkers gevoeliger voor prijsverhoging dan zware drinkers. Maar hoewel de consumptiedaling bij zware drinkers minder groot is, gaan ook zij minder drinken door een prijsverhoging. Men zou kunnen zeggen dat een drinker minder gevoelig voor prijsstijgingen wordt naarmate hij dichter tot de verslaving genaderd is.
De ideale accijnsheffing zou volgens Cnossen bestaan uit een individueel progressief tarief. De eerste twee glazen drank accijnsvrij, en vervolgens een steil oplopend accijnstarief voor de volgende glazen. Dat zou overmatige consumptie effectief afremmen. Een dergelijk systeem is echter niet uitvoerbaar. Daarom is hij er voorstander van dat de accijnzen zover verhoogd worden dat minimaal de directe economische schade door de accijnsopbrengst gedekt wordt.
Hierbij dient wel de kanttekening gemaakt te worden dat de landen van de EU in dezen één lijn moeten trekken. Anders ontstaat alcoholtoerisme, gaat men alcohol in een buurland halen. Verder moet de belasting geheven worden naar rato van het alcoholgehalte van de drank. Dus de alcohol in wijn even zwaar belasten als de alcohol in bier of jenever. Zolang grote en economisch machtige landen als Duitsland, Italië of Spanje echter weigeren om accijns te heffen over wijn, is drastische accijnsverhoging voor Nederland onhaalbaar.
Behalve door accijnsverhoging is matiging van de alcoholconsumptie ook te bereiken door wetgeving en handhaving. Cnossen noemt met name de leeftijdsgrens voor het kopen van alcohol, het effectief strafbaar stellen van verkopers die de leeftijdsgrens aan hun laars lappen, het vaker op willekeurige tijdstippen houden van alcoholcontroles in het verkeer, en het bestrafffen van verkopers die doorschenken aan personen die al zichtbaar onder de invloed zijn. Van andere maatregelen, zoals voorlichtingscampagnes en aanpak van de alcoholreclame verwacht hij weinig invloed op de consumptie. Over de Bob-campagne zegt hij dat gebleken is dat de medepassagiers meer drinken als er een Bob achter het stuur zit. Het is duidelijk dat Cnossen een heel wat hardere aanpak van de alcoholproblematiek voorstaat dan minister Hoogervorst.
Dingeman Korf