In 1986 legde de staatssecretaris van Volksgezondheid de beleidsnota “Alcohol en Samenleving” voor aan de Tweede Kamer. Die nota bevatte concrete voorstellen voor maatregelen ter vermindering van de alcoholproblematiek. Uitvoering van die maatregelen werd echter op de lange baan geschoven. Pas onder minister Borst kwam het alcoholbeleid op gang. Zo kreeg Nederland bijvoorbeeld november 2000 een herziene Drank- en Horecawet.
De alcoholbranche heeft zoals verwacht kon worden, intensief gelobbied voor het vertragen en afzwakken van de maatregelen. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de aanpak van de alcoholreclame (ook die van het uitgaansgeweld trouwens). De nota van 1986 bevatte het voorstel om de meest indringende vorm van die reclame, namelijk die via de televisie, te verbieden. De alcoholbranche zette de Tweede Kamer onder druk om dat te verhinderen. Dat gelukte. De motie Janmaat-Abee veegde in 1988 het verbod op etherreclame van tafel, en gaf de branche de gelegenheid om door middel van zelfregulering een bijdrage aan de alcoholmatiging te leveren.
Verder haalde de alcoholbranche bij monde van de Stiva, de vooroorlogse tegenstelling tussen gebruik en misbruik weer van stal. In de zestiger jaren was aangetoond dat zo’n tegenstelling feitelijk niet bestaat. Gebruik en misbruik gaan zonder duidelijke scheidslijn in elkaar over. Toch ging de Stiva verkondigen dat zij graag met de regering wilde samenwerken bij de bestrijding van het misbruik, mits het gebruik ongemoeid werd gelaten. Vrij vertaald : aan bestrijding van uitwassen willen wij graag meedoen, mits het ons maar geen omzet kost. Dat bij gelijkblijvende omzet de uitwassen niet noemenswaard zullen verminderen, wil er bij de Stiva niet in.
Gevolg gevend aan de motie Janmaat-Abee kwam de alcoholbranche in 1990 met de vrijwillige code voor de alcoholreclame. Een code die vooral gericht was op het voorkómen van aanstootgevende reclame, op kwaliteitsverbetering van de alcoholreclame. De alcoholbranche wilde met de code vooral het eigen imago oppoetsen. Toch schreef staatssecretaris Simons in 1991 nog “Zelfregulering door de gehele alcoholbranche kan bijdragen tot het terugdringen van alcoholmisbruik”. Hij had de reclamecode blijkbaar niet bestudeerd, en had bovendien de terminologie van de Stiva overgenomen.
Het zou echter anders uitpakken dan Simons verwachtte. In 1999 constateerde minister Borst dat de reclamecode tot op dat moment geen wezenlijke bijdrage aan het matigingsbeleid had geleverd. De branche moest volgens haar nu maar eens echt zijn best gaan doen. De voortgang van de herziening van de Drank- en Horecawet zette bij de branche druk op de ketel.
De herziene reclamecode van 2000, was geen echte verbetering vergeleken met de oude. Dus besloot de huidige minister om de Tweede Kamer voor te stellen alcoholreclame op de beeldbuis tot negen uur ’s avonds te verbieden. De geschiedenis herhaalde zich. De Stiva kwam met een kleine verbetering van de alcoholcode, en de minister capituleerde. Wederom hadden commerciële belangen gezegevierd over de volksgezondheid.
dr.ir. D. Korf