terug

Alcoholbeleid moet fluwelen handschoenen verwisselen voor bokshandschoenen

Samenvatting van de openingsrede door voorzitter Dingeman Korf gehouden op de Algemene Vergadering van de ANGOB op 21 april 2001 te Beekbergen:

Binnenkort bestaat de alcoholvoorlichting van het AVP vijftien jaar. Het motto “drank maakt meer kapot dan je lief is” heeft zich in die periode algemene bekendheid verworven. Van een substantiële daling van het hoofdelijk alcoholgebruik is echter (nog) geen sprake. Het alcoholmatigingsbeleid heeft teveel met een fluwelen handschoen gewerkt. Daar moet hoognodig een bokshandschoen voor in de plaats komen.

Het hoofdelijk alcoholgebruik in ons land is al meer dan tien jaar constant. Het schommelt wat rondom de 8,1 liter pure alcohol per persoon per jaar. Op dit punt heeft de campagne voor alcoholmatiging door het AVP dus geen effect gesorteerd. Met betrekking tot de publiciteit rond alcoholproblemen, heeft de campagne wèl resultaat geboekt. De alcoholproblematiek is bespreekbaar gemaakt.

Vijftien jaar geleden lag het in de bedoeling dat de alcoholvoorlichting onderdeel zou uitmaken van een aanpak van de alcoholproblemen over een breed front. Zo stond het in de alcoholnota van de toenmalige staatssecretaris. Die nota werd door het parlement als beleidsstuk aanvaard.

De aanpak zou rusten op drie pijlers. Voorlichting zou één pijler zijn. Verbetering van de opsporing van en hulpverlening aan probleemdrinkers, zou de tweede pijler vormen. Structurele maatregelen en regelgeving, inclusief vervanging van de Drank- en Horecawet door een brede Alcoholwet, zouden de derde pijler vormen.

Commerciële belangen regelmatig doorslaggevend 
Het is duidelijk dat van de tweede en derde pijler weinig terecht is gekomen. Er kwam geen brede Alcoholwet, maar slechts een afgezwakte, pas op 1 november 2000 ingegane herziening van de Drank- en Horecawet. De alcoholnota gaf verder diverse suggesties voor structurele maatregelen. Wanneer dergelijke maatregelen in het parlement ter discussie kwamen, bleek regelmatig dat commerciële belangen de doorslag gaven. De verbetering van de hulpverlening tenslotte, strandde op de bezuinigingswoede van opeenvolgende kabinetten.

Het voorgestelde alcoholbeleid ondervond al in 1988 een ernstige tegenslag. In de Tweede Kamer liep de discussie over een verbod op etherreclame voor alcoholhoudende dranken. In de alcoholnota was een dergelijk verbod al gesuggereerd, omdat etherreclame de meest indringende vorm van reclame is. Bovendien was er geen etherreclame voor tabak, dus waarom wèl voor alcohol?

De alcoholbranche lanceerde een publiciteitsoffensief en bewerkte Tweede-Kamerleden om de reclamevrijheid onaangetast te laten. Het resultaat was de motie Janmaat-Abee, die de regering vroeg af te zien van een verbod, en de belanghebbenden de mogelijkheid te bieden door zelfregulering de problemen te verminderen. Die zelfregulering bracht in 1990 de vrijwillige reclamecode voor alcoholhoudende dranken voort.

Zelfregulering een dode mus

In 1999 constateerde het ministerie van VWS dat de reclamecode geen wezenlijke bijdrage aan het matigingsbeleid had geleverd. Op aandringen van VWS kwam de branche in 2000 met een herziene code. In het voorwoord daarvan kunnen wij lezen : “De Code moet niet worden gezien als een middel om alcoholmisbruik terug te dringen”. En enkele regels verder : “Tegen maatschappelijk ongewenst drinkgedrag dienen andere beleidsinstrumenten te worden ingezet, zoals voorlichting, preventie en wetgeving”.

De drankbestrijding had al eerder opgemerkt dat de reclamecode meer gericht was op kwaliteitsverbetering van de reclame, dan op matiging van de consumptie. Nu erkende de branche dat de code zelfs nooit bedoeld was geweest voor consumptiematiging.

Maatschappelijk ongewenst drinkgedrag bestrijden met behulp van de instrumenten voorlichting, preventie en wetgeving, gooit de hele zelfregulering overboord, en laat de taak aan de overheid. De motie Janmaat-Abee is dus aangenomen op basis van misleiding !

De zelfregulering zette echter de toon voor vele jaren. De alcoholbranche had een voet tussen de deur gekregen bij de Tweede Kamer. Commerciële belangen behoefden niet meer alleen via Economische Zaken behartigd te worden. Met de overwinning voor het begrip zelfregulering, was directe invloed op het beleid van Volksgezondheid verzekerd.

Omzetvermindering  onvermijdelijk.
Na de aanvaarding van de alcoholnota, startte de alcoholbranche een offensief om zich omzetvermindering van het lijf te houden. De ouderwetse tegenstelling tussen gebruik en misbruik werd van stal gehaald. Als het gebruik ongemoeid werd gelaten, zou de branche loyaal medewerken aan bestrijding van het misbruik. De branche wenste geen substantiële omzetvermindering, en probeerde dat te bereiken door dit kunstmatige onderscheid te maken.

De misbruikers zijn echter ooit als gebruikers begonnen. Zij konden afglijden naar misbruik juist omdat zij ongemoeid werden gelaten.

Ook bestaat geen eenduidige scheidslijn tussen ge- en misbruik. Wat in de ene situatie gebruik is, kan in een andere situatie misbruik zijn. En er is een geleidelijke overgang. Verder is er een samenhang tussen de hoogte van het gemiddeld alcoholgebruik, en het percentage van de gebruikers dat problemen krijgt. Dat komt door de spreiding van het gebruik rondom het gemiddelde.

Gebruik en misbruik hangen dus onverbrekelijk met elkaar samen. De alcoholproblemen in onze samenleving zullen pas wezenlijk verminderen wanneer ook de gemiddelde consumptie drastisch vermindert. Daaraan werkt de branche niet mee.

Bokshandschoen nodig

De geschiedenis van de afgelopen vijftien jaar heeft duidelijk gemaakt dat uitsluitend voorlichting onvoldoende is om de alcoholproblematiek te verkleinen. Feitenkennis alleen is onvoldoende beweegreden voor gedragsverandering.

Het alcoholprobleem is allereerst een sociaal en cultureel probleem. De cultuur waarin men leeft speelt de hoofdrol. Daarnaast spelen welvaartsniveau, samenlevingsstructuur en kennis over alcohol bijrollen. 

De conclusie zal duidelijk zijn. Wil het alcoholmatigingsbeleid echt effectief zijn, dan moet het niet voor de voeten worden gelopen door een branche die geen omzet wil inleveren. De overheid moet knopen doorhakken. Zij heeft de plicht om op te treden voor de belangen van de slachtoffers, en voor de belangen van volksgezondheid, welzijn en veiligheid van de gehele bevolking. Het algemeen belang mag niet worden opgeofferd aan het commercieel belang van één bepaalde groep.

Kortom, de fluwelen handschoen van zelfregulering moet verwisseld worden voor de bokshandschoen van maatregelen die effect sorteren.  

Voor ons als ANGOB is het niet moeilijk een lijstje van effectieve maatregelen op te stellen. Bij ons honderdjarig bestaan hebben wij het verlanglijstje van een honderdjarige geproduceerd. Veel van de punten daruit zijn nog niet verwezenlijkt.

Wij willen regering en Tweede Kamer voorstellen om :

  • het wettelijk maximum voor alcohol in het verkeer voor alle verkeersdeelnemers op 0,2 promille vast te stellen. Dit is een effectieve en uitvoerbare maatregel.
  • een waarschuwing tegen de risico’s van alcoholgebruik verplicht te stellen op de verpakking of de etiketten van alle alcoholhoudende dranken
  • speciale belasting te gaan heffen op alcoholreclame, en de opbrengst daarvan ten goede te laten komen aan het matigingsbeleid
  • van de alcoholreclame verplicht te stellen, geen suggestieve toneelstukjes meer, maar uitsluitend feitelijke informatie
  • invoering van een leeftijdsdocument, en daadwerkelijke handhaving van de leeftijdsgrenzen voor alcohol
  • verhoging van de accijns op alcohol, en gelijktrekking van de accijns op het bestanddeel alcohol in alle drank