Naarmate problemen langer bestaan wordt het oplossen ervan moeilijker. De vergelijking wordt wel eens gemaakt met onkruid. Ruk het uit als het net opkomt, want over enige tijd is het zo vast geworteld dat je het niet meer met je handen kunt verwijderen.
Analoge verschijnselen zien wij in de maatschappij. Naarmate ongewenste situaties langer bestaan wordt het moeilijker om ze te veranderen. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de alcoholproblematiek.
Het alcoholgebruik in Nederland is al zo’n dertig jaar constant op een te hoog niveau. Daaraan vooraf ging een periode van ongeveer vijfentwintig jaar van voortdurend stijgende consumptie. De situatie van vóór het begin van de stijging is daardoor onbekend bij de meerderheid van de Nederlanders.
Het alcoholgebruik heeft in de afgelopen halve eeuw steeds dieper wortel geschoten in onze samenleving. Onze cultuur is daardoor steeds alcoholvriendelijker geworden. Alcohol is daarin steeds meer een centrale plaats gaan innemen. Daarmee ook een centrale plaats in het leven van individuele burgers, inclusief de politici onder hen.
Van politici mag verwacht worden dat zij het voortouw nemen bij het oplossen van
problemen. Maar ook voor hen is alcohol iets doodgewoons, een consumptieartikel dat er nu eenmaal bij hoort. Dat vertroebelt hun zicht op de problemen. Zo zeer soms dat zij zich zelfs voor het karretje van alcoholproducenten of van de plaatselijke horeca laten spannen.
De lange periode van een hoog consumptieniveau heeft ook als gevolg meegebracht dat de economische belangen van de alcoholsector steeds vaster geworteld zijn geraakt. In 1980 had de overheid nog gemakkelijk tot de sector kunnen zeggen : “Mijne heren, u heeft een periode van ongekende bloei doorgemaakt, maar u bent te ver doorgeschoten en moet nu een stapje terug doen”. Anno 2012 kan dat argument niet meer gehanteerd worden.
Het “comazuipen” door jongeren, het geweld en vandalisme door dronken voetbalsupporters, dat zijn zaken waarover alom verontwaardiging en bezorgdheid heerst. Ook binnen de alcoholbranche, want die verschijnselen bezorgen alcohol een slechte naam. Die naam wil men graag goed houden. Maar daarvoor omzet inleveren wil men voorkomen. Dus stelt de branche de overheid voor om gezamenlijk de uitwassen te lijf gaan. Zo toont men zijn goede wil en krijgt een vinger in de pap bij de te nemen maatregelen.
Als Nederland de excessen op alcoholgebied effectief wil terugdringen, dan ontkomt de branche echter niet aan omzetverlies. Globaal kan gesteld worden dat één kwart van de drinkers driekwart van de Nederlandse alcoholconsumptie tot zich neemt. Zij drinken dus driemaal zoveel als de “gemiddelde” Nederlander. Volgens recente berekeningen drinkt die gemiddelde Nederlander 3 glazen per dag. Dat is overigens al één glas meer dan de WHO maximaal verantwoord acht.
Die 25 procent veeldrinkers onder de Nederlanders, drinkt dus gemiddeld 9 glazen. En dat is driekwart van de totale Nederlandse consumptie. Wanneer het bij de bestrijding van de uitwassen zou gelukken om die veeldrinkers tot een consumptieniveau van drie glazen terug te brengen, zou de totale Nederlandse alcoholconsumptie met 50 procent teruglopen ! Het is daarom onvermijdelijk dat de alcoholbranche omzet inlevert.
Dr.ir. D. Korf