terug

Alcoholindustrie ondermijnt wereldwijd gezondsheidbeleid

Een team onderzoekers van de universiteit Melbourne onderzocht wereldwijd het beleid van de voedsel- en drankindustrie tegenover het risico van inperkende wettelijke maatregelen. Zij concluderen dat genoemde industrieën dezelfde tactieken en strategieën als de tabaksindustrie gebruiken om maatregelen voor de volksgezondheid te ondermijnen. Hun conclusies zijn gepubliceerd in het toonaangevende medische tijdschrift The Lancet.

In 2011 organiseerden de Verenigde Naties een congres over niet-overdraagbare ziekten (NCD’s). Dat congres liet een oproep uitgaan aan de regeringen om maatregelen te nemen tegen dergelijke ziekten. In de oproep werden met name de tabaksindustrie, de drankindustrie en de producenten van ongezond voedsel genoemd als mede-oorzaken van de toenemende verbreiding van niet-overdraagbare ziekten.

Een team van de universiteit van Melbourne onder leiding van professor R. Moodie, ging het handelen van genoemde industrieën nader bestuderen. Zij constateerden allereerst dat de verkoop van ongezonde consumptieartikelen (alcohol, “convenience foods” en tabak) een sterke stijging vertoonde. Die stijging trad het sterkst op in landen waar de welvaart stijgende was. Met de welvaart steeg ook de sterfte aan de zogenaamde welvaartsziekten : overgewicht, hoge bloeddruk, suikerziekte, alcoholziekten en longziekten.

Vervolgens onderzochten de wetenschappers het beleid van genoemde industrieën. Eén van de strategieën die de industrieën gebruikten was om zelf onderzoek te laten doen. De onderzoekers blijken daarbij vaak de neiging te hebben om hun conclusies positiever voor de industrie te formuleren dan zonder die financiële steun het geval geweest zou zijn. Het team van de universiteit van Melbourne ontdekte dat onderzoeken die uitsluitend gesponsord zijn door bedrijven, een vier tot acht keer grotere kans hebben op conclusies die gunstig zijn voor de financiers, dan onderzoeken die niet door bedrijven worden gesponsord.

Verder bleken internationale concerns veel geld uit te geven om relaties met gezondheidsinstanties op te bouwen en te onderhouden. Daarnaast lobbyden ze bij regeringen om hen belemmerende gezondheidsvoorschriften te verhinderen.

Tenslotte vergeleken de onderzoekers drie vormen van regelend optreden op effectiviteit en op veiligheid voor de consument. Dat waren : zelfregulering door de industrie, regulering door partnerschappen tussen industrie en overheid of gezondheidsinstanties, en regulering door de politiek. Bewijzen voor de effectiviteit en consumentveiligheid bleken voor zelfregulering niet te vinden. Partnerschappen bleken weinig effectief en weinig op gezondheid en welzijn van de consument gericht. Verreweg het meest effectief bleek regulering door de overheid, door het uitvaardigen van voorschriften en indien nodig ingrijpen in de markt.

Tot slot maken de onderzoekers nog de opmerking dat bedrijven om op hen gerichte kritiek af te buigen, goede doelen buiten hun branche bevorderen. Daarmee proberen zij een goede naam te verwerven, en de aandacht af te leiden van het kwaad dat zij aanrichten. Zo zetten tabakconcerns zich in voor de preventie van geweld tegen vrouwen, en sponsoren producenten van ongezond voedsel organisaties die mensen meer willen laten bewegen.

Dingeman Korf