De ontwikkelingen in de wetenschap gedurende de afgelopen decennia, hebben steeds verfijndere meetmethoden ter beschikking doen komen. Zo kan men nu veel nauwkeuriger dan vroeger de alcoholconcentratie in het bloed of in de adem meten. Ook kan men veel nauwkeuriger meten hoe sterk alcohol de werking van de zintuigen aantast.
Die steeds nauwkeuriger metingen hebben aan het licht gebracht dat negatieve effecten van alcoholgebruik al na een veel geringere consumptie optreden dan men vroeger dacht. In overeenstemming daarmee is de strafbaarheidsgrens voor alcohol in het verkeer, in het verleden al eens verlaagd van 0,8 naar 0,5 promille. En op grond van de huidige inzichten zou hij nog verder naar beneden bijgesteld moeten worden.
De vraag rijst dan : als het wetenschappelijk vaststaat dat al vanaf 0,2 promille een verslechtering van het verkeersgedrag optreedt, waarom wordt de strafbaarheidsgrens dan niet naar 0,2 promille verlaagd ? Het antwoord ligt voor een deel bij de weerstand tegen een dergelijke verlaging door commercieel belanghebbenden. Maar er is meer aan de hand. Er bestaat naast het commercieel verzet ook een emotionele weerstand tegen aantasting van de positie van drank in onze samenleving.
Dat wordt duidelijk als wij bijvoorbeeld kijken naar de hersenbeschadiging door alcohol, of naar de vergroting van de kans op kanker door alcohol. Twee effecten die een nuchter denkend mens ertoe zouden moeten brengen om de uiterste voorzichtingheid met alcohol in acht te nemen, zoal niet de consumptie helemaal achterwege te laten. Dat gebeurt echter niet.
De conclusie moet zijn dat een mens niet uitsluitend nuchter denkend op grond van feiten beslissingen neemt, maar zich ook laat leiden door zijn gevoelens, door emotionele argumenten dus. Zijn gevoel met betrekking tot alcohol, is voor een deel bepaald door zijn ervaringen. Hij vindt drank lekker, of hij krijgt er een prettig gevoel van. Daarnaast is zijn gevoel met betrekking tot alcohol sterk beïnvloed door zijn opvoeding, door het cultureel milieu waarin hij verkeert en door de reclame.
Nuchter denken over alcohol is moeilijker dan men denkt. Men blijft passief tegenover de risico’s, blijft drinken ondanks veel argumenten die daar tegen pleiten. Drinken tegen beter weten in is één van de kenmerken van alcoholisme (daarnaast kunnen alcoholisten niet meer stoppen wanneer zij eenmaal beginnen met drinken).
Zowel de samenleving (zie bijv. de verkeerswetgeving) als de individuele burger vertonen een emotioneel gefundeerde weerstand tegen aantasting van de plaats die alcohol inneemt in onze samenleving. Het streven naar gedragsverandering moet dus opboksen tegen een emotionele weerstand.
De kern van de alcoholproblematiek ligt dan ook niet in de lichamelijke effecten van alcoholgebruik op de organen van ons lichaam, maar in de werking van alcohol op onze geest. De alcoholreclame verkoopt daarom geen producten, maar illusies. Een wettelijk afgedwongen verzakelijking van de alcoholreclame, zou een uiterst wenselijke bijdrage leveren aan het doorbreken van de passiviteit tegenover de alcoholproblematiek.
Dr.ir. D. Korf