Nederland kent al dertig jaar een fors alcoholprobleem. Dat is veroorzaakt door een heel complex van factoren. De afgelopen dertig jaar zijn diverse daarvan geïdentificeerd en in de publiciteit gebracht als consumptiebevorderend of probleemvergrotend.
Zo is de toename van de alcoholconsumptie sinds 1957 mede bevorderd door de groei van het gemiddelde vrij besteedbare inkomen. Ook de toename van de vakanties in wijndrinkende landen, heeft een rol gespeeld. Evenals de toename van de beschikbaarheid van en reclame vóór alcohol, en de relatief dalende prijs. De alcoholreclame werkte twee richtingen uit : een deel van de toegenomen welvaart binnenhalen, en daarnaast het cultuurbeeld steeds meer in alcoholische richting verschuiven. Het verdwijnen van de herinnering aan de alcoholellende van vóór 1914 uit het collectief geheugen, verzwakte de weerstand tegen het gebruik.
Probleemvergrotend werkte vooral de medicalisering van het alcoholprobleem na 1945, waardoor het buiten het gezichtsveld van publiek en politiek kwam te liggen. Daarnaast werkte het door de reclame veralcoholiseerde cultuurbeeld hoe langer hoe meer probleemvergrotend.
De aanpak van het alcoholprobleem bestond aanvankelijk uit het afzonderlijk aanpakken van deelproblemen. Nam het aantal verslaafden toe, dan werd het personeelsbestand van de consultatiebureaus uitgebreid. Vielen er steeds meer alcoholdoden in het verkeer, dan werden campagnes tegen dronken rijden gevoerd. Veel effect had die versnipperde aanpak niet. Het was symptoombestrijding, die de onderliggende oorzaak ongemoeid liet.
In 1986 verscheen de nota “Alcohol en Samenleving” van de staatssecretaris van volksgezondheid. Daarin werd het alcoholvraagstuk een maatschappelijk probleem genoemd, waartegen over een breed front actie ondernomen zou worden.
Die actie bestond de eerste veertien jaar echter uit actie op een smal front : campagnes onder het motto “drank maakt meer kapot dan je lief is”, en alcohol de tankstations uit. De toegezegde herziening van de Drank- en Horecawet liet tot november 2000 op zich wachten. Sindsdien is het front verbreed, en wordt met name ook illegale verkoop van alcohol aangepakt.
De voorlichtingscampagnes sinds 1986, hebben de feitenkennis onder het publiek flink vergroot. De consumptie is echter sinds 1990 niet verder meer gedaald. Dat heeft twee oorzaken. In de eerste plaats is alcoholgebruik niet zozeer een zaak van feitenkennis, alswel van mentaliteit en van (sociale) cultuur. In de tweede plaats heeft de alcoholbranche zijn reclamebudget fors opgevoerd.
In 1990 besteedde de alcoholbranche een bedrag van € 37,2 mljoen aan reclame in de media (kranten, tijdschriften, radio en TV). In 1995 was dat € 62 miljoen, in 2000 € 100 miljoen, en in 2003 € 121,2 miljoen. De bestedingen aan alcoholreclame via de media zijn dus sinds 1990 meer dan verdrievoudigd!
De toename van de reclamebestedingen en de huidige sociale cultuur, werken het effect van de alcoholvoorlichting tegen. De alcoholreclame kan en moet dus aangepakt worden. Helaas heeft de minister de kans daartoe voorbij laten gaan!
dr.ir. D.Korf