Iemands vrijheid om zelf te beslissen, is in Nederland zo ongeveer heilig verklaard. Maar hoe zit dat met mensen die zich hun vrijheid onwaardig betonen, bijvoorbeeld met verslaafden ?
In de voorgaande twee nummers van dit blad, hebben wij enkele aspecten beschreven van het gedrag van verslaafden, met als gemeenschappelijk motto : “het gedrag van verslaafden wekt verbijstering en wanhoop”. Verbijstering en wanhoop allereerst bij familie en vrienden, maar verder ook bij al degenen die het uit menselijk oogpunt goed voorhebben met de verslaafde.
De vraag dient gesteld of de vrijheid van de verslaafde, niet wat al te gemakkelijk als de ultieme beoordelingsmaatstaf wordt genomen. Immers, het simpele feit dat wij deel uitmaken van een samenleving, betekent al een inperking van onze vrijheid. Onze eigen vrijheid eindigt waar de vrijheid van onze buurman begint.
Elke samenleving beschermt zichzelf met behulp van wetten en regels die de vrijheid van het individu inperken. Er zijn wetten en regels gericht op bescherming van de zwakkeren in de samenleving, op bescherming van de verkeersdeelnemer, op bescherming van de consument, op bescherming van de patiënt.
Via de volksvertegenwoordiging hebben wij gezamenlijk wetten tot stand gebracht, om de samenleving zo veilig en zo rechtvaardig mogelijk te maken. Zonder vrijheidsbeperkende regels, zou het verkeer een levensgevarlijke chaos worden. Maar de eigenaar van een auto die 190 km per uur kan rijden, kan het betutteling noemen dat hij nergens in Nederland sneller dan 120 km per uur mag rijden.
Het begrip “betutteling” is dus een nogal relatief begrip. Vaak zegt het gebruik van het woord meer over degene die dat woord gebruikt, dan over degene die zogenaamd aan het betuttelen is. Wie betuttelt uit oprechte zorg om de medemens, mag het woord als een uiting van waardering opvatten, in plaats van als een verwijt. En wie alles wat hem niet aanstaat, zonder verdere argumentatie als “betutteling” meent te mogen afdoen, is daarmee zelf aan het betuttelen.
Met betrekking tot verslaafden, zijn de afgelopen twee jaar de begrippen gedwongen opname en dwangverpleging weer in discussie gekomen. Soms is dwang onvermijdelijk. Als een persoon een gevaar voor zichzelf, of voor zijn omgeving vormt, is ingrijpen onvermijdelijk. Maar wanneer is iemand een gevaar voor zichzelf ? Zodra hij zichzelf van de wal in de sloot aan het werken is ?
Verslaafden isoleren zich door hun gedrag van de samenleving. Door anderen opgelegde hulp, wordt door hen daarom maar zelden als welgemeende zorg ervaren. Zeker zolang zij hun verslaving nog niet als probleem erkennen. En dat houden zij heel lang vol !
Behandeling van verslaafden, vereist hun medewerking. Veel verslaafden weten dat heel goed, en stellen daarom zolang zij hun verslaving niet echt erkend hebben, onvervulbare voorwaarden aan hun medewerking. Dwangbehandeling werkt in dit stadium zeker niet.
Behandeling van verslaafden moet dus altijd laveren tussen twee uitersten. Wachten tot de verslaafde uit zichzelf komt, betekent per definitie dat de hulp te laat komt, en dat er intussen veel vermijdbare ellende heeft plaatsgevonden. Anderzijds biedt dwangbehandeling ook geen oplossing.
Tussen die twee uitersten in, kan met het aanbieden van ongevraagde hulp, met “bemoeizorg” en met drang door middel van toezeggingen (bijv. schuldsanering, of het bieden van een baan) of door middel van dreiging met sancties (bijv. huisuitzetting, of voorwaardelijke straf) de verslaafde vaak via een door hemzelf gedane keus in behandeling genomen worden.
Dingeman Korf