De handhaving van de leeftijdsgrens voor het verstrekken van alcohol is nog steeds een zootje. Dat is de conclusie die getrokken moet worden uit het afgelopen november gepubliceerde onderzoek door Universiteit Twente. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van VWS.
Onderzoekers van de universiteit hebben een groot landelijk en representatief onderzoek uitgevoerd naar de naleving van de leeftijdsgrenzen bij de verkoop van alcoholhoudende dranken. Zij maakten daarbij gebruik van veertien- en vijftienjarige “mysteryshoppers”. Die deden in totaal 1338 keer een poging om alcoholhoudende drank te kopen. Veruit de meeste pogingen slaagden.
De sportkantines bleken zo lek als een mandje, maar ook de supermarkten en de horeca (inclusief cafetaria’s) deden het onaanvaardbaar slecht. En dat terwijl zij bij eerdere onderzoeken het ook al slecht deden en door de onderzoekers in de beklaagdenbank gezet waren. Blijkbaar doen zij nog steeds geen pogingen om beter te gaan handhaven.
Met name de slechte handhaving door de supermarkten is maatschappelijk volstrekt onaanvaardbaar. Supermarkten leveren namelijk het grootste deel van de alcohol die door jongeren beneden de leeftijdsgrens geconsumeerd wordt. En supermarkten bieden vaak drank aan tegen verlaagde prijzen. Daarmee verleiden zij financieel minder bedeelden als bijvoorbeeld scholieren om van de gelegenheid gebruik te maken en extra veel te kopen.
Volgens artikel 20 van de Drank- en Horecawet is het verboden zwak-alcoholhoudende dranken te verkopen aan jongeren waarvan niet is vastgesteld dat zij tenminste zestien jaar oud zijn. Voor sterke drank geldt een leeftijdsgrens van 18 jaar. Die leeftijdsgrenzen dateren al van vóór de tweede wereldoorlog. Zij zijn dus helemaal niet nieuw zoals sommigen beweren.
Supermarkten moeten volgens de wet dus allereerst de leeftijd van de aspirant-koper vaststellen. Daarbij gaat het vaak al mis. Slechts bij 61 procent van de kooppogingen werd om een identiteitsbewijs (ID) gevraagd. Bijna 40 procent van de kopers kreeg de drank ongecontroleerd mee.
Wat echter nog veel erger was: in ruim de helft van de gevallen waar wel om een ID werd gevraagd, kreeg de koper de drank toch mee. Er werd dus geen enkele consequentie verbonden aan het feit dat de koper wettelijk nog te jong was. Daardoor slaagde 70 procent van de kooppogingen. De handhaving bedroeg dus slechts 30 procent. Gaat de koper na het mislukken van zijn kooppoging naar een andere supermarkt, dan brengt dat zijn totale slagingskans op 91 procent !
Bij de slijterijen deed zich een merkwaardig verschijnsel voor. De handhaving van de leeftijdsgrens voor zwak-alcoholhoudende dranken was nauwelijks beter dan bij de supermarkten (40 procent). De leeftijdsgrens voor sterke drank werd echter in 62 procent van de gevallen nageleefd. Blijkbaar zijn slijters beter doordrongen van de risico’s van sterke drank, dan van die voor zwakkere drank.
In de horeca was de naleving ronduit bedroevend slecht. Bij slechts 11 procent van de 300 verrichte kooppogingen werd de verkoop aan te jonge personen geweigerd. Blijkbaar zijn de kroegbazen slechts op het geld van de klanten uit, en moet de wet daarvoor wijken. Cafetaria’s deden het nauwelijks beter dan de horeca, met een correcte naleving bij 15 procent van de gevallen.
Helemaal geen handhaving van de leeftijdsgrenzen was er bij de thuisbezorgdiensten. De sportkantines vonden de leeftijdsgrenzen al evenmin van belang, met maar 4 procent naleving.
Zo bieden de verstrekkers van alcoholhoudende dranken de Nederlandse jeugd de gelegenheid om zich kapot te zuipen.
Dingeman Korf