Eind oktober viel in veel dagbladen te lezen dat er vanaf 1 november op de Nederlandse markt een anti-katerpil verkrijgbaar zou zijn. Die zou voorkómen dat je een kater krijgt na fors alcoholgebruik. Een uitkomst voor overmatige weekenddrinkers? Toch niet echt.
De pil is op de Nederlandse markt gebracht onder de naam “paraxine”. Het zou gaan om een oorspronkelijk door de Russische geheime dienst KGB onder de codenaam Ru21 ontwikkeld middel. Dat zou spionnen in staat stellen ook na drinkgelagen nog te kunnen functioneren. Importeur is Impulse Europe, en de distributie wordt verzorgd door Cobeco Pharma.
In het persbericht van importeur en distributeur werd gewaarschuwd dat de anti-katerpil niet voorkómt dat je dronken wordt. Blijkbaar was men beducht voor claims van alcomobilisten die dachten door het slikken van de pil straffeloos te kunnen rijden na fors alcoholgebruik. Ook werd vermeld dat onderzoek door TNO had uitgewezen dat de pil tot effect had dat alcohol sneller werd afgebroken en een kater werd voorkomen.
TNO reageeerde al snel met een ontkenning. Men had bij dat instituut nooit onderzoek gedaan naar samenstelling of werking van paraxine. Op 10 november sommeerde men Cobeco Pharma om te stoppen met het vermelden van TNO-onderzoek in relatie met de anti-katerpil paraxine. Daarnaast waarschuwde de apothekersvereniging KNMP tegen het gebruik van paraxine omdat de werking niet bewezen was, de verklaring in de bijsluiter omtrent de werking onjuist was, en het een niet-geregistreerd middel betrof.
Een journalist van de GPD vond drie studenten bereid om als proefpersoon te fungeren, en liet hen het middel testen. Zij konden niet of nauwelijks effect constateren van het innemen van een behoorlijk aantal pillen. Hun bevindingen werden in de eerste week van november in diverse provinciale en regionale dagbladen gepubliceerd.
Hoofdbestanddeel van paraxine is asparagine(zuur). Daarnaast bevat het middel vitaminen (vooral C) en suikers. In 2000 heeft TNO een verkennend onderzoek gedaan naar het effect van asparagine op de afbraak van alcohol. In het rapport daarover werd gesteld dat er van asparagine op theoretische gronden een positief effect op de afbraak van alcohol verwacht mocht worden, maar dat er in de praktijk weinig van te merken was. Daaruit had Cobeco Pharma de bewering gedestilleerd dat paraxine door TNO getest en werkzaam bevonden was.
Om de inhoud van de discussie te kunnen beoordelen, dient men zich te realiseren waardoor een kater ontstaat. Daarover zijn drie theorieën, die waarschijnlijk alledrie een deel van de waarheid in zich bergen. De oudste theorie stelt dat de kater veroorzaakt wordt door de zogenaamde foezelolie, een bijproduct van het gistingsproces. Bij destillatie wordt de foezelolie (vrijwel) volledig verwijderd. Theoretisch zou “gedistilleerd” (sterke drank) dus geen kater veroorzaken, en bier en wijn wel. In de praktijk blijkt de kans op een kater bij sterke drank wel kleiner, maar beslist niet afwezig.
De tweede theorie baseert zich op de vochtafdrijvende werking van alcohol. Daardoor drogen de hersenen uit en dat veroorzaakt de kater. Ook dit is slechts een deel van de verklaring. Het feit dat paraxine met veel water ingenomen moet worden, kan verklaren waarom één van de drie bovengenoemde studenten enige werking van paraxine meende te bespeuren. Hij was gewoon zijn hersenen water aan het geven.
De derde theorie verklaart de kater uit de stapsgewijze afbraak van alcohol door het lichaam. Het eerste tussenproduct bij die stapsgewijze afbraak is aceetaldehyde. Wanneer aceetaldehyde niet snel verder wordt afgebroken, treedt een vergiftiging op. Bovendien gaat aceetaldehyde dan omgezet worden in opbouwproducten in plaats van in afbraakproducten. Zowel aceetaldehyde zelf, als die opbouwproducten, maken dat de drinker zich beroerd gaat voelen. Hierop berust de werking van ontwenningsmiddelen als refusal en antabus. Zij verhinderen de afbraak van aceetaldehyde, en maken daardoor het drinken van alcohol tot een onaangename ervaring. Een kater zou dus het gevolg zijn van het feit dat er meer aceetaldehyde gevormd wordt dan het lichaam kan afbreken.
Bij de afbraak van aceetaldehyde is asparagine nodig. Wie minder asparagine in zijn lichaam heeft dan er nodig is voor de afbraak van de aceetaldehyde, zal volgens deze redenering een kater krijgen. Helaas zijn er nog meer beperkende factoren bij de afbraak van aceetaldehyde. Daardoor zal slechts een (klein ?) deel van degenen die last van een kater hebben, baat vinden bij het innemen van asparagine. Bovendien kan asparagine hooguit iets doen tegen het door aceetaldehyde veroorzaakte deel van de kater, en niet tegen de door foezelolie of uitdroging veroorzaakte delen.
Bij dit alles dienen wij verder te bedenken dat middelen tegen een kater, geen middelen tegen dronkenschap zijn. De alcohol wordt niet sneller afgebroken, alleen de aceetaldehyde. Je wordt dus net zo snel en net zo lang dronken als zonder deze middelen. De bewering dat deze middelen de afbraak van alcohol versnellen, is doodgewoon een leugen en een groot gevaar voor de verkeersveiligheid.
Dingeman Korf