Mei vorig jaar nam het Schotse parlement een wet aan ter invoering van een minimumprijs per eenheid alcohol. Na het aannemen ervan, verplaatste de oppositie ertegen zich naar het Europese parlement en de Europese Commissie. Er is echter een veelheid aan wetenschappelijk bewijs dat dit de meest selectieve aanpak van alcoholproblemen is.
De alcoholconsumptie binnen de Europese Unie is bijna tweemaal zo hoog als het wereldgemiddelde. Terwijl de alcoholconsumptie in de traditionele wijnlanden de afgelopen dertig jaar flink is gedaald, is die in Groot Brittannië sterk gestegen. Schotland spant daarbij de kroon. De ziekenhuisopnamen veroorzaakt door alcohol zijn sinds het begin van de jaren tachtig verviervoudigd, en de sterfgevallen verdubbeld. Alcohol is de op één na grootste kostenfactor in de gezondheidszorg geworden.
In 2009 bracht de Schotse deelregering de nota “Changing Scotland’s Relationship with Alcohol” uit. Een nota vergelijkbaar met de Nederlandse alcoholnota van 1986. In 2007 had een commissie van Schotse artsen (SHAAP) in een rapport geconcludeerd dat een minimumprijs per eenheid alcohol de meest selectieve methode is om veeldrinkers aan te pakken.
Minimumprijs legt bodem onder stuntaanbiedingen
Het van overheidswege vaststellen van een minimumprijs, leidt tot een prijsverhoging van alle drank die goedkoper is dan die minimumprijs. Wanneer het minimum wordt vastgelegd op 90 procent van de reguliere prijs, worden stuntaanbiedingen met meer dan 10 procent korting onmogelijk. Wanneer de minimumprijs geldt per eenheid alcohol, wordt bovendien voor de veeldrinkers uitwijken naar dranken met een hoger alcoholgehalte zinloos.
Onderzoek door een team van de universiteit van Sheffield heeft meer licht gebracht met betrekking tot de relatie tussen prijs, consumptieniveau en maatschappelijke schade van alcoholhoudende dranken. Uit onderzoek in de Canadese provincie Saskatchewan was al gebleken dat jongeren en zware drinkers zich het meest door de prijs laten leiden. Vervallen van de stuntaanbiedingen, stelt hen voor de keuze om hetzij minder te gaan drinken, hetzij meer geld aan drank uit te geven. Scholieren beschikken vaak over beperkte financiële middelen, en zullen daardoor gedwongen minder gaan drinken.
Lichte en matige drinkers lopen minder snel tegen financiële beperkingen aan. Zij blijken dan ook gemiddeld duurdere dranken te kopen. Vaak zijn dat dranken waar de invoering van een minimumprijs per eenheid alcohol geen enkel effect op heeft. Het invoeren van een minimumprijs per eenheid alcohol, treft dus vooral de forse drinkers. Degenen die om gezondheidsredenen hun consumptie toch al zouden moeten matigen.
De maatschappelijke schade zou volgens het onderzoek van Sheffield fors af kunnen nemen. Een minimumprijs van 50 pence per eenheid alcohol, zou op termijn leiden tot een afname van de voortijdige sterfte met 300 gevallen per jaar. De maatschappelijke schade zou op termijn met 940 miljoen pond per jaar kunnen afnemen.
Oppositie op Europees niveau
Toen de commercieel belanghebbenden bij de alcoholomzet bij het Schotse parlement geen gehoor hadden kunnen krijgen, gingen zij op Europees niveau de minimumprijs aanvechten. In september hield het Europese Parlement een hoorzitting, waar de organisaties van whiskystokers, bierbrouwers, wijnproducenten enzovoorts allen kwamen opdraven.
Zij stelden dat de minimumprijs een belemmering voor de handelsvrijheid vormt, dus als protectionistisch beschouwd moet worden. Dat argument werd afgewezen omdat regeringen aan de handelsvrijheid beperkingen mogen opleggen indien daar zwaarwegende redenen voor zijn, bijvoorbeeld betreffende de volksgezondheid.
Ook zou de minimumprijs de import zwaarder treffen dan de lokale productie. Wederom het argument van protectionisme dus. Ook deze redenering werd afgewezen, omdat binnenlandse producenten in gelijke mate getroffen worden als buitenlandse.
Tenslotte zou de maatregel bestaande producenten beschermen tegen nieuwkomers. Nieuwe producenten en importeurs zouden om een aandeel van de markt te veroveren, gebruik moeten kunnen maken van tijdelijk verlaagde prijzen. Dit argument werd in theorie erkend, maar daar werd tegenin gebracht dat in de praktijk nieuwe producten altijd starten in een hogere prijsklasse dan waarin zij uiteindelijk terecht komen. Verder geldt ook hier het argument dat regeringen in het belang van de volksgezondheid beperkingen aan de handelsvrijheid mogen opleggen.
Positieve effecten
Er staat de producenten van goedkope bieren en wijnen, die door het uitvaardigen van een minimumprijs getroffen worden, altijd nog één weg open om goedkoop te kunnen aanbieden. Namelijk verlaging van het alcoholgehalte van hun product. Wanneer de gedronken hoeveelheid dan niet toeneemt, krijgt de consument minder alcohol binnen. Op wat langere termijn is dat goed voor zijn gezondheid.
Van de invoering van een minimumprijs per eenheid alcohol, zal de bezoeker van de horeca weinig merken, omdat daar de prijzen hoog zijn. Degene die zijn drank thuis wil consumeren, zal in diverse supermarkten wel met hogere prijzen geconfronteerd worden. De concurrentiepositie van de horeca tegenover de supermarkten wordt door de maatregel dus versterkt. Als dat resulteert in een lager thuisverbruik, wordt het doel van de maatregel bereikt.
Het voordeel van een minimumprijs per eenheid alcohol boven een algemene accijnsverhoging, ligt in het feit dat de dranken die het meeste bijdragen aan de maatschappelijke schade, ook de meeste lasten daarvan gaan dragen. Een accijnsverhoging van bijvoorbeeld 30 procent, treeft het dagelijkse biertje even zwaar als de champagne van oudejaarsavond. Maar dat dagelijkse biertje is maatschappelijk een veel groter probleem dan die fles champagne van oudejaarsavond.
Eigenlijk zou alle accijns per procent alcohol berekend moeten worden. En dan ook ieder jaar een inflatiecorrectie erop.
Dingeman Korf