terug

Oorzaken alcoholproblematiek aanpakken, niet de uitingen daarvan

Sinds ruim twintig jaar probeert de overheid de alcoholproblemen in onze samenleving te verminderen. Aanvankelijk vooral door grootschalige publieksvoorlichting, de campagne “drank maakt meer kapot dan je lief is”. De slagzin werd algemeen bekend, maar het effect ervan bleef gering.

Gedrag wordt bepaald door gevoel, cultuur en kennis. De campagne droeg vooral kennis over. De cultuur van de Nederlandse samenleving was en is echter verregaand veralcoholiseerd. Zolang alcohol in cultureel opzicht doodgewoon is, heeft feitenkennis nauwelijks effect op de consumptie. Structurele maatregelen kunnen wat dat betreft meer effect teweeg brengen. De gevoelsmatige component van het gedrag tenslote is zeer individueel, en pas op langere termijn te veranderen.

Alcoholgebruik is een zaak van vraag en aanbod. De voorlichtingscampagne had zich gericht op de vraagzijde van de alcoholmarkt. De slagzin was bekend geworden bij de individuele consument, maar aan diens gedrag en mentaliteit was vrijwel niets veranderd. Er moest dus ook iets gebeuren aan de aanbodzijde van de alcoholmarkt, wilde er op korte termijn enig resultaat geboekt kunnen worden.

Gehoopt werd dat herziening van de Drank- en Horecawet (DHW) daar een flinke bijdrage aan zou leveren. De gewijzigde wet trad op 1 november 2000 in werking. Hoewel de wet niet direct de maatschappijbrede aanpak van de alcoholproblemen bracht zoals geschetst in de Alcoholnota van 1986 , opende hij wel mogelijkheden om via nog te nemen uitvoeringsbesluiten ook de aanbodzijde van het alcoholprobleem aan te pakken.

Zo kreeg de minister de mogelijkheid om de alcoholreclame aan te pakken en om verificatie van de leeftijd van alcoholkopers verplicht te stellen. Zo kreeg de plaatselijke overheid meer bevoegdheden om bij bepaalde gelegenheden alcoholverkoop te verbieden. Daarnaast werden diverse eisen aangescherpt zoals die gelden voor verkopers van drank. De herziene DHW heeft echter nog geen verbetering in de situatie gebracht. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat het nemen van uitvoeringsbesluiten in het kader van de DHW bepaald niet vlot verloopt.

Door dit alles is de alcoholconsumptie per inwoner in Nederland sinds 1990 vrijwel constant, en ligt nog steeds zo’n 15 procent boven het niveau van rond 1900.

Bij het uitvaardigen van maatregelen bestaat de neiging om zich te concentreren op de uitwassen, en de alcoholcultuur zelf onaangetast te laten. Nachtelijke herrie, intimidatie, geweldpleging, vandalisme en vervuiling door aangeschoten figuren, bestrijdt men door cameratoezicht, meer politie op straat en strenger straffen. Maar dat is symptoombestrijding. Het sluitingsuur vervroegen tot 24.00 uur is voor de samenleving goedkoper en minstens zo effectief. Alleen begint de horeca dan te zeuren over omzetverlies, zodat de gemeenteraad soms 180 graden omdraait.

Dronken rijden heeft men eveneens jarenlang bestreden door vergroten van de pakkans en strenger straffen. Alweer symptoombestrijding dus. De alcoholcultuur werd buiten schot gehouden. Mogelijk dat het “alcoholslot” binnenkort meer effect heeft. Maar feitelijk zou elke auto daarmee moeten worden uitgerust, niet alleen die van recidivisten. Want voorkomen is nog altijd beter dan genezen. Voor de overlast door dronken jongeren of de straatterreur door dronken voetbalvandalen, geldt dit eveneens.

dr.ir. D.Korf