Onderzoekers van de Radboud Universiteit in Nijmegen hebben een verband ontdekt tussen een genetische mutatie en vroegtijdig beginnen met alcoholgebruik. Omgevingsfactoren moeten echter ook meewerken. Ouders kunnen door goede afspraken te maken het effect van het gen neutraliseren.
Stevig drinken gaat vaak over van de ouders op hun kinderen. De vraag rijst dan: is het stevig drinken aangeleerd gedrag of is het erfelijk ? Volgens de Nijmeegse onderzoekers onder leiding van dr. C. v.d. Zwaluw zijn het beide factoren die gezamenlijk het drinkgedrag bepalen.
De huidige jongeren drinken voor het merendeel hun eerste alcoholhoudende drankjes tussen het elfde en vijftiende levensjaar. In de hoogste klas van de basisschool heeft éénderde van de jongeren al eens alcohol gedronken. Alcoholgebruik op zo jonge leeftijd is risicovol, omdat het de kans op problemen vergroot. Zo verlaagt het de schoolprestaties en kan het tot onaangepast en agressief gedrag leiden. Fors drinken op jeugdige leeftijd veroorzaakt hersenbeschadiging en vergroot de kans op latere verslaving.
De onderzoekers volgden gedurende vijf jaar de ontwikkeling van 309 opgroeiende kinderen, van hun elfde tot en met hun vijftiende jaar. Jaarlijks beantwoordden de gezinsleden vragen over gedrag en opvoeding, roken, alcoholgebruik en eetgedrag.
Daarnaast verzamelden zij DNA-materiaal van de proefpersonen. Dat lieten zij onderzoeken op een specifieke “gevoeligheidsfactor” voor alcohol aangeduid als DRD2. Dit gen is betrokken bij het hersensysteem dat gevoelens van genot veroorzaakt na het drinken van alcohol. Dragers van één specifieke verandering (mutatie) in dit gen vormen een risicogroep voor alcoholproblemen.
Tweederde van de onderzochte kinderen had bij de aanvang van het onderzoek nog nooit alcohol gedronken. De dragers van de genetische mutatie onder hen, bleken gedurende het onderzoek eerder met drinken te beginnen en meer te drinken dan de kinderen zonder die mutatie. Binnen de groep van de dragers van de mutatie, bleken kinderen met tolerante ouders eerder te beginnen en meer te drinken dan de kinderen van strengere ouders. Het is dus mogelijk om door het stellen van regels en maken van goede afspraken, de invloed van de genetische mutatie sterk af te zwakken. Ook bij de kinderen zonder de mutatie bleken de ouders trouwens het drinkgedrag op deze leeftijd nog sterk te beïnvloeden
Jongeren kopiëren het gedrag van hun sociale omgeving. Zolang zij nog op de basisschool zitten bestaat de sociale omgeving in de eerste plaats uit de ouders. Klasgenoten, onderwijzers, ouders van klasgenoten komen op de tweede plaats. Vanaf ongeveer het dertiende levensjaar worden vrienden en vriendinnen belangrijk. Zij trekken er gezamenlijk op uit, eerst naar de bioscoop of een sportwedstrijd, maar al gauw ook naar de kroeg. De sociale omgeving komt meer en meer buiten het ouderlijk huis te liggen. De nieuwe sociale omgeving gaat in toenemende mate het gedrag beïnvloeden.
Regels met betrekking tot alcoholgebruik hebben dus effect. De beginleeftijd lijkt ermee wat verhoogd te kunnen worden. Voor de samenleving is een verhoging naar tenminste 18 jaar wenselijk. Die is echter nog niet in zicht.
Dingeman Korf