Ondanks wetten en waarschuwingen tegen het rijden onder de invloed van alcohol, kruipen nog altijd veel Nederlanders met alcohol in hun lichaam achter het stuur. Wel neemt hun aantal langzaam af. Het zijn er echter nog steeds teveel, in 2004 bij controles nog 3,4 procent. Het lijkt een onuitroeibaar kwaad.
Hersenen en zenuwstelsel zijn de organen met de grootste gevoeligheid voor alcohol. Zij raken eerder dan andere organen door alcohol van slag. Daardoor veroorzaakt alcoholgebruik het eerste daar problemen, waar goed waarnemen, juist beslissen en snel handelen essentieel zijn. Voor de meeste Nederlanders is dat bij deelname aan het verkeer. Daar wordt het meeste van hen gevraagd wat betreft snelheid en juistheid van waarnemen, concluderen en handelen.
Aantasting van het functioneren
Alcohol werkt verdovend op de zenuwen en op bepaalde delen van de hersenen. Die gaan daardoor trager en onnauwkeuriger werken. Het waarnemingsvermogen verliest aan accuratesse, de reactietijd neemt toe. Ook het vermogen om ingewikkelde situaties snel te doorzien wordt minder. Daarnaast leidt alcoholgebruik tot zelfoverschatting, waardoor de gebruiker meer risico’s neemt dan hij zonder alcohol gedaan zou hebben.
Alles bij elkaar brengt alcoholgebruik een gevaarlijke mix van effecten mee, die in het verkeer groot gevaar oplevert. Al bij 0,3 promille alcohol in het bloed is de verkeersvaardigheid duidelijk aangetast.
Sommige gevolgen van alcohol in het verkeer zijn al bekend vanaf het eerste begin van de automobilisering, zoals slingerend rijden en te laat reageren (te laat remmen of bijsturen). Dit laatste leidt ertoe dat er ongevallen optreden die voorkomen hadden kunnen worden, en dat bij de onvermijdbare ongevallen de klap harder aankomt na alcoholgebruik. Daardoor heeft alcohol een groter aandeel in de zware ongevallen dan in de ongevallen met alleen blikschade.
Verkeersongevallen
Jaarlijks veroorzaakt alcoholgebruik naar schatting zo’n 250 doden in het Nederlandse verkeer. Dat is een schatting, want niet van alle verkeersdoden wordt het bloedalcoholgehalte bepaald. Volgens sommigen zouden het er ook 300 kunnen zijn. Daarnaast vallen er zo’n 3500 gewonden per jaar door alcohol in het verkeer. Sommige van die gewonden blijven hun verdere leven invalide.
De weekendnachten zijn berucht om het grote aantal drankrijders op de weg. Maar ook overdag is er op bepaalde dagen van de week een verhoogd aantal rijders onder de invloed. Zo wordt in sommige bedrijven de afsluiting van de werkweek op vrijdagmiddag alcoholisch opgeluisterd. Op zaterdag en zondag overdag, levert bij voetbalwedstrijden de “derde helft”, het napraten in de kantine, ook een niet onaanzienlijk aantal drankrijders. Dit laatste aantal neemt echter af sinds er gericht actie tegen wordt ondernomen.
Bijna de helft van de betrapte drankrijders komt uit een café of een andere horecagelegenheid. Eén kwart heeft zijn alcohol genuttigd op bezoek bij vrienden of familie. en het laatste kwart dronk zijn alcohol in de kantine, in het eigen huis, op het werk, enz.
Eenzijdige ongevallen (tegen een boom rijden, de sloot in rijden) kennen een relatief hoog alcoholaandeel. Ook spookrijden is een typisch gevolg van alcohol. Gelukkig worden de meeste spookrijders van de weg gehaald voordat er een ongeluk is gebeurd. In de periode 1983-1998 bleek in de leeftijdsgroep van 25 tot en met 54 jaar 56 procent van de spookrijders onder de invloed van alcohol te verkeren. Alcohol vergroot de kans dat men gaat spookrijden dus tot ongeveer het veertienvoudige !
Maatschappelijke gevolgen
Wanneer een dronken automobilist iemand doodrijdt, veroorzaakt dat bij de nabestaanden zeer diepe wonden. Voor hen wordt het leven nooit meer zoals het geweest is. Zij hebben voor hun gevoel “levenslang” gekregen. De dader daarentegen lijkt na het einde van zijn straftijd van alles af te zijn. Dat leidt vaak tot verdriet, opstandigheid of wrevel. Feitelijk verlangen de nabestaanden genoegdoening voor iets waarvoor geen genoegdoening bestaat.
Een deel van het onbegrip van burgers voor de strafmaat voor dronken rijders, komt voort uit het feit dat zij niet op de hoogte zijn van het onderscheid dat de wet maakt tussen opzet en schuld. Bij een ongeval door dronken rijden, is in de regel geen sprake van opzettelijk veroorzaken van dat ongeval. Geen opzet dus. Maar wel schuld. Want men heeft door met een slok op achter het stuur te kruipen, de kans op een ongeval vergroot. En bovendien heeft men iets gedaan wat wettelijk verboden is.
Van de ongeveer 3500 gewonden die er jaarlijks in het Nederlandse verkeer vallen door alcoholgebruik, is een deel (geschat 400 à 500 personen) zo ernstig gewond dat zij er blijvend letsel aan overhouden. Dat kan variëren van ontsierende littekens tot volledige invaliditeit.
Cultuurprobleem
Er wordt al driekwart eeuw gewaarschuwd tegen het rijden onder de invloed van alcohol. Vooral door het vroegere Verbond voor Veilig Verkeer, later VVN en nu 3 VO geheten. Daarnaast zijn er al bijna even lang wetten die het strafbaar stellen. En het laatste kwart van de afgelopen eeuw hebben de verzekeringsmaatschappijen een duit in het zakje gedaan met de bepaling dat zij niet uitbetalen voor schades veroorzaakt door dronken rijden.
Ondanks dat alles wordt het verkeer nog steeds op onaanvaardbaar grote schaal onveilig gemaakt door drankrijders . Het kwaad is te diep geworteld om door het gezond verstand uitgeschakeld te kunnen worden. Het is niet een kwestie van weten, maar van mentaliteit. En die mentaliteit hangt ons inziens direct samen de wijze waarop onze samenleving in het algemeen met alcohol omgaat.
De afgelopen kwart eeuw is alcohol in onze samenleving steeds meer een onafscheidelijk attribuut geworden van activiteiten en festiviteiten. Op stranden en campings, op sporttribunes en bij braderieën, en vooral bij dorpsfeesten en kermissen, valt de drank nauwelijks aan te slepen. Onder die omstandigheden raakt een kritische houding tegenover (het eigen) alcoholgebruik gemakkelijk overspoeld door de alcoholvloed.
Om het rijden onder de invloed effectief tegen te gaan, zal er dus iets moeten veranderen in onze cultuur. Die moet op den duur minder alcoholvriendelijk worden. En in de tussentijd moet door vergroting van de pakkans, verlaging van de strafbaarheidsgrens naar 0,2 promille, en invoering van het “alcoholslot”, het kwaad zoveel mogelijk worden ingeperkt.
Dingeman Korf