terug

Zelfregulering is geen zelfbeperking

Het is bijna 21 jaar geleden dat de nota “Alcohol en Samenleving” door de Tweede Kamer werd aanvaard als richtlijn voor een te voeren alcoholmatigingsbeleid. Die nota bevatte onder andere de suggestie om de meest indringende en minst informatieve vorm van alcoholreclame, te weten die via radio en TV, te verbieden. De alcoholbranche startte een intensieve lobby richting Tweede Kamer om dat te voorkomen. Zij wist gedaan te krijgen dat in 1988 een motie werd aangenomen (de inmiddels beruchte motie Janmaat-Abee) die de branche de gelegenheid gaf om door middel van zelfregulering een bijdrage aan de alcoholmatiging te leveren.

Vanwaar die bereidheid tot samenwerking ? Daarvoor moeten wij een stuk terug in de geschiedenis. Toen de acties tegen het tabaksgebruik in de zeventiger jaren een grote omvang hadden gekregen, besefte de alcoholbranche dat zij als volgende aan de beurt zou zijn. Teneinde het lot van de tabaksindustrie te vermijden, belegden de grote internationale alcoholconcerns een conferentie om te komen tot een gemeenschappelijke strategie. Men trok lering uit de gang van zaken m.b.t. de tabak. Afgesproken werd om niet dwars te gaan liggen en zolang mogelijk te blijven ontkennen, maar om te streven naar samenwerking met de overheid teneinde de scherpe kantjes van het verwachte matigingsbeleid op voorhand te kunnen wegslijpen.

Om met de overheid te kunnen samenwerken moest de branche een gemeenschappelijk belang met die overheid formuleren. Daartoe werd de oude en achterhaalde tegenstelling tussen gebruik en misbruik nieuw leven ingeblazen. De branche heeft sindsdien voortdurend betoogd dat men graag met de overheid wil samenwerken bij het tegengaan van alcoholmisbruik (gemeenschappelijk belang), mits de “sociale drinker” ongemoeid gelaten wordt.

Als product van de toegezegde zelfregulering, kwam de branche in 1990 met de Code voor Alcoholhoudende Dranken. Die code verbood vooral reclame-uitingen die geen weldenkend mens in zijn hoofd zou halen, reclame-uitingen die bij het publiek de stekels overeind zouden doen gaan. Niet alcoholmatiging maar ergernis-preventie bleek het hoofddoel. Dus vergroting van de acceptatie van alcoholreclame door het publiek. De code was dus gericht op verbetering van de kwaliteit, niet op beperking van de hoeveelheid alcoholreclame.

In 1999 constateerde minister Borst dat de zelfregulering geen aantoonbare bijdrage aan de alcoholmatiging had geleverd. Daarop kwam de branche in 2000 met een “aanscherping” van de code. Op bepaalde punten was die aanscherping echter een afzwakking. In het voorwoord bij de herziene code lezen wij : “De Code moet niet worden gezien als een middel om alcoholmisbruik terug te dringen”. De motie Janmaat-Abee is dus aangenomen op basis van misleiding !

Inmiddels heeft de alcoholbranche zich een vaste plaats verworven bij overheid en instituten. Zowel de overkoepeling Stiva als het individuele bedrijf Heineken zitten in tal van commissies en stuurgroepen samen met overheidsvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van NIGZ, Jellinek, NOC/NSF enz. Bij de Bob-campagne, bij de website mazzle, bij sportevenementen, heeft de alcoholbranche een dikke vinger in de pap.

Dr.ir. D. Korf