De overheid voert inmiddels ruim 26 jaar een matigingsbeleid met betrekking tot alcoholgebruik. In 1986 startte de bewustwordingscampagne “Drank maakt meer kapot dan je lief is”. In de dertig jaar daarvóór was het Nederlandse alcoholgebruik per inwoner verontrustend toegenomen. In 1985 dronken we per inwoner viermaal zoveel alcohol als in 1955.
De periode van snel oplopend alcoholgebruik, was ook de periode van het motto “dat moet toch kunnen”. Een periode van snel toenemende tolerantie tegenover het anders zijn. Tolerantie was al drie eeuwen een kenmerk van de Nederlandse samenleving. Vervolgden uit andere landen hadden hier altijd een plaats gevonden om te leven en te werken. Joden uit Portugal en Oost Europa, Franse Hugenoten, Hernhutters uit Bohemen, waren hier opgenomen en Nederlanders geworden. Na 1950 kwam een nieuwe golf van immigranten op gang.
Naast toenemende diversiteit van afkomst, ontstond er ook een steeds toenemende diversiteit van gewoonten. Mede gevolg van de nog steeds voortschrijdende emancipatie. Onder het motto “dat moet toch kunnen” werd om meer ruimte gevraagd voor crematie, voor euthanasie, voor homohuwelijk, voor abortus, voor druggebruik, enzovoorts.
Niet alle vormen van tolerantie hebben positief uitgewerkt op de samenleving. Door de toenemende diversiteit binnen onze cultuur raakte de tolerantie steeds verder opgerekt. Het grote goed “tolerantie” raakte sleets, ontaardde op sommige gebieden in onachtzaamheid of onverschilligheid. Individuele acceptatie van druggebruik bijvoorbeeld, heeft ons opgezadeld met grote aantallen verslaafden.
Daarnaast vond in de tweede helft van de vorige eeuw een voortschrijdende individualisering van de samenleving plaats. Gecombineerd met het motto van “dat moet toch kunnen” heeft dat de onderlinge solidariteit binnen de samenleving doen afnemen.
Met betrekking tot alcohol was er niet alleen sprake van toegenomen tolerantie tegenover nieuwe aspecten van alcoholgebruik, zoals alcoholgebruik door vrouwen of door jongeren. Er was ook sprake van toenemende tolerantie tegenover onbetwistbaar afkeurenswaardige zaken als openbare dronkenschap, of misleidende reclame. Drinken beneden de leeftijdsgrens ? Dat moet toch kunnen. Stomdronken op je zestiende ? Daar groeien ze wel overheen. En zo ging het van kwaad tot erger.
Uit de hand lopen van alcoholgebruik raakte meer en meer geaccepteerd. Er waren toch medische voorzieningen voor de verslaafden ? Daar konden de problemen op worden afgeschoven. De zorgzaamheid verdween uit de samenleving, zowel individueel als sociaal. Tot 1986 keek de overheid toe zonder in te grijpen. Alcoholproblemen waren individuele medische problemen die individuele zorg vereisten. Pas in de alcoholnota van 1986 werd erkend dat alcohol ook een maatschappelijk probleem vormde.
Het probleem werd verder vergroot doordat er vanaf omstreeks 1960 steeds meer laaggeprijsde drank in de supermarkten verscheen. De lage prijzen daar, leidden tot een toename van het aantal regelmatige drinkers en een toename van het aantal gelegenheden waarbij drank op tafel kwam. Daardoor ging alcohol er meer en meer bijhoren. Alcohol werd een vast onderdeel van het dagelijkse of wekelijkse boodschappenlijstje.
Het wordt nu gek gevonden als je niet drinkt. Er wordt je tekst en uitleg gevraagd. Niet-drinken is het enige verschijnsel waartegenover de tolerantie is afgenomen.
dr.ir. D. Korf