Onlangs was het dertig jaar geleden dat de overheid een alcoholmatigingsbeleid startte. In de daaraan voorafgegane dertig jaar was het Nederlandse alcoholgebruik verviervoudigd. De daardoor veroorzaakte problemen rezen aan alle kanten de pan uit, het aantal verslaafden was vertienvoudigd en daarmee de kosten van de verslavingszorg. Politie en justitie signaleerden sterk stijgende kosten door alcohol, ziekenhuizen eveneens. Kortom, er moest wat gebeuren. De regering kwam met een beleidsnota voor een maatschappijbreed matigingsbeleid onder het motto “drank maakt meer kapot dan je lief is”.
Drank is echter behalve een oorzaak van veel ellende, ook een zeer geliefd genotmiddel voor velen. Voorlichtingscampagnes ten spijt, bleef het publiek dan ook drinken. De drinkgewoonte was er in de voorgaande dertig jaar door de alcoholreclame vast ingehamerd.
Daarnaast was alcohol door de toename van de consumptie, economisch veel belangrijker geworden, een bron van inkomen en werkgelegenheid. Dat remde het ingrijpen van de overheid op voorhand al af.
Er kwam ook veel protest tegen de voorstellen van de alcoholnota vanuit industrie en handel. Hun lobby richting de Tweede Kamer resulteerde er in dat de meest effectieve maatregelen geschrapt werden, of overgelaten aan zelfregulering door de alcoholbranche (zoals de aanpak van de alcoholreclame).
Inmiddels zijn wij dertig jaar verder. Wie gehoopt had dat de matiging van het alcoholgebruik even snel zou verlopen als de toename, is zeer bedrogen uitgekomen. We zijn helemaal niet teruggekeerd naar de situatie van 1956. Een paar procent daling van het hoofdelijk alcoholgebruik, een paar procent daling van het comazuipen, worden nu door de alcoholbranche aangegrepen om de verkondigen dat het matigingsbeleid werkt, en dat er dus geen enkele reden is voor aanvullende maatregelen. Maar wie onbevooroordeeld de toestand bekijkt, kan niet anders constateren dan dat die verre van ideaal is. Aanvullende maatregelen zijn dus vereist. Immers, de Grondwet zegt : “De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid”.
De alcoholbranche heeft de afgelopen zestig jaar voortdurend zijn wortels in de samenleving verstevigd. Voor een deel door beïnvloeding van mentaliteit en handelen van het publiek. De reclame laat bij voortduring zien dat alcohol past bij alle mogelijke situaties van het leven, die extra plezierig maakt, of zelfs voorwaarde is voor het plezierige ervan. Voor een ander deel door beïnvloeding van organisaties en stichtingen. Zo lijkt het handelen van het CBL (zie blz.5) meer door de belangen van de alcohol dan van de levensmiddelen gestuurd te worden. Ook de VNG behartigt alcoholbelangen.
Alcohol wordt voorgesteld als een onschuldig genotmiddel, ja zelfs als positief voor de gezondheid. Hoe vaak horen wij niet dat matig alcoholgebruik goed voor hart en bloedvaten is. Toen “wetenschappelijke” onderzoekers die wat overhaaste conclusie naar voren brachten, was de alcoholbranche er als de kippen bij om dat uit te bazuinen. Op de voet gevolgd door sommige gezondheidsorganisaties. De weinige wetenschappers die de betrouwbaarheid van het onderzoek aanvochten, kregen geen gehoor totdat de wetenschappelijke bewijzen zich opstapelden dat de conclusie niet deugde. Toen bleef het oorverdovend stil.
Dr.ir. D. Korf