De verslavingszorg constateert de afgelopen jaren een sterke toename van de 55-plussers onder haar cliënten. De hulpvraag stijgt aanzienlijk sneller dan de vergrijzing. Heeft de nieuwe generatie ouderen minder weerstand?
In 10 jaar tijd is volgens de cijfers van de IVZ, het aantal ingeschreven 55-plussers met alcoholproblemen bij de verslavingszorg met maar liefst 130 procent toegenomen. In 1998 stonden 3.154 ouderen ingeschreven bij de verslavingszorg, in 2007 was hun aantal toegenomen tot 7.241. Wanneer gecorrigeerd wordt voor de toename van het percentage ouderen onder de bevolking, dan bedraagt de stijging nog altijd 89 procent. Bij de jongere leeftijdscategorieën bedraagt de stijging gemiddeld slechts 37 procent.
Driekwart van de toename van het aantal 55-plussers vond plaats in de laatste vijf jaar. Alleen al van 2006 op 2007 vond er een toename plaats van 15 procent. De snelle toename van ouderen in het cliëntenbestand van de verslavingszorg, heeft hun aandeel in het totaal sterk vergroot. Was in 1998 nog 14% van de cliënten ouder dan 55 jaar, in 2007 was dat maar liefst 22 procent.
De algemene toename van alcoholgebruik door vrouwen gedurende de afgelopen veertig jaar, komt nu ook tot uiting in een extra toename van het aandeel 55-plus vrouwen in het cliëntenbestand van de verslavingszorg. De 89% stijging van het aantal 55-plus cliënten, valt uiteen in een stijging van 100% bij de vrouwen en 78% bij de mannen.
Senioren vertonen een ander drinkgedrag dan personen beneden de 55 jaar, zij drinken vooral vaker. Het aandeel dagelijkse drinkers is bij de ouderen hoger. Dagelijks één glaasje extra, levert per week een sterkere toename dan alleen op de zaterdagavond twee of drie glaasjes extra. Het dagelijks drinken wordt als één van de verklaringen gezien voor de sterke toename van de problematiek onder ouderen.
De huidige 70-plussers zijn nog opgegroeid in een tijd van soberheid, van alcohol alleen voor bijzondere gelegenheden. Wie vandaag de dag de leeftijd van 55 jaar bereikt, is opgegroeid in een tijd van toenemende welvaart, van stijgende alcoholconsumptie en uiteindelijk van alcohol als dagelijkse gewoonte. De nieuwe ouderen brengen daardoor een andere mentaliteit mee dan voorgaande generaties. Dat is ook een deel van de verklaring.
Een volgend deel van de verklaring ligt in vereenzaming. Ouderen hebben geen deel meer aan het arbeidsproces, en dus geen collega’s als “praatpaal”. Vaak zijn zij ook alleenstaand. Dan is er vaak niemand die tijdig ontdekt dat het met het alcoholgebruik uit de hand loopt. Daardoor wordt veel te laat ingegrepen.
Verder is er nog de goedbedoelde, maar funeste toegeeflijkheid tegenover de oudere. “Die man (of vrouw) heeft al zoveel verloren, laat hem nou maar van zijn borreltje genieten”. Men wil niet betuttelend optreden, maar heeft geen zicht op de scheidingslijn tussen betutteling en bemoeizorg. Ook hierdoor wordt er vaak veel te laat ingegrepen.
Complicerende factor is verder nog het feit dat veel ouderen permanent geneesmiddelen gebruiken. Daardoor kan alcoholgebruik soms een veel groter effect hebben dan zonder die geneesmiddelen. Andersom kan ook, dan versterkt of verzwakt alcohol de werking van het geneesmiddel.
Tenslotte : jongeren kun je aanspreken op hun toekomst, ouderen niet. Jongeren kun je wijzen op de funeste gevolgen van (fors) alcoholgebruik voor hun gezondheid, voor hun hersenen, voor hun huwelijk en voor hun carrière. Je kunt ze wijzen op hun verantwoordelijkheid voor hun kameraden, voor hun mede-weggebruikers, voor hun collega’s. Bij ouderen is dat veel minder van toepassing. Sommige ouderen zijn zelfs zo op zichzelf geconcentreerd, dat zij niet meer aanspreekbaar zijn voor meer algemene zaken.
Dingeman Korf