Veel liefhebbers van rode wijn rechtvaardigen hun consumptie met het argument dat één glaasje rode wijn per dag bij zou dragen aan het tegengaan van hart- en vaatziekten. Het is echter al ruim tien jaar bekend dat het gunstige effect niet aan de wijn als zodanig, en al helemaal niet aan de alcohol toegeschreven moet worden. Het is de stof resveratrool die bijdraagt aan de bescherming van hart en bloedvaten. Die resveratrool zit uiteraard niet alleen in de rode wijn, maar ook in de druiven waaruit die wijn gemaakt wordt. En dus ook in rode druivensap uit diezelfde druiven.
Inmiddels is gebleken dat het gehalte aan resveratrool in rode wijn zeer variabel is. Het komt zelfs voor dat er vrijwel geen resveratrool in de rode wijn zit. Enerzijds wordt dit veroorzaakt door het feit dat het ene druivenras gemiddeld meer resveratrool bevat dan het andere. Anderzijds hebben weer, klimaat en landstreek ook invloed op het gehalte aan resveratrool. Wie rode wijn drinkt om zijn kans op hart- en vaatziekten te verkleinen, gebruikt dus een ondeugdelijk preventief middel.
De werking kan immers absoluut niet gegarandeerd worden !
Resveratrool behoort chemisch gezien tot de groep der flavonoïden. Dat zijn stoffen waarmee veel plantensoorten zich verdedigen tegen infecties, met name door schimmels. Veel soorten groente en fruit leveren daarom eveneens een bijdrage aan de bescherming tegen hart- en vaatziekten. Met name appels, thee en uien (bevatten het flavonoïde quercetine) hebben een “bewezen” gunstig effect op de toestand van hart en bloedvaten. Ook in cacao, olijfolie, boekweit, knoflook, rabarber, bramen en sommige bonensoorten zijn werkzame flavonoïden aangetoond.
Er is dus zo langzamerhand geen enkel geldig argument meer om persé rode wijn te gebruiken ter vermindering van hart- en vaatziekten.