terug

Zelfdiscipline brengt betere gezondheid

De medische wetenschap heeft de afgelopen halve eeuw spectaculaire vooruitgang geboekt. Soms wordt bijna de indruk gewekt dat gezondheid een maakbaar iets is. Orgaantransplantaties zijn daarvan een goed voorbeeld. Een versleten gewricht als een heup of een knie, wordt vervangen door een kunstgewricht, een nier door een donornier. Een ziek hart krijgt een pacemaker.

Die enorme vooruitgang heeft de kracht ondermijnd van de oude stelregel dat voorkomen beter is dan genezen. Tweederde van de Nederlandse bevolking geeft aan dat men een goede gezondheid het allerbelangrijkste in het leven vindt. Maar slechts weinigen trekken daaruit alle consequenties en proberen ziekworden zoveel mogelijk te voorkomen. Als er iets mis gaat, is er toch een dokter of een ziekenhuis om het te repareren?

Men realiseert zich daarbij onvoldoende dat vandaag de meeste ziekten niet uit de lucht komen vallen, maar een gevolg zijn van onze leef- en consumptiestijl. We lijden nog maar weinig aan infectieziekten, maar zoveel te meer aan “welvaartsziekten”. En veel van die welvaartsziekten zijn niet te genezen, maar hooguit tot stilstand te brengen.

De verwekker van een infectieziekte, een bacterie of een virus, bestrijdt men door met een geneesmiddel de verwekker te doden. Het lichaam wordt zo vrij van die verwekker. Maar hoe doe je zoiets bij een welvaartsziekte? Je kunt toch niet de welvaart uit je lichaam snijden? Bovendien heeft de welvaart ook zijn goede kanten.

Om de kans op het krijgen van welvaartsziekten te verminderen, moeten we bereid zijn om vrijwillig afstand te doen van een stukje welvaart. Dat is echter geen populair recept, want het vergt persoonlijke inzet. Het is veel gemakkelijker om bij de dokter een recept voor een geneesmiddel te halen, dan om verandering te brengen in je leef- en consumptiegewoonten. Je gedrag, dat vergt zelfbeheersing. Je honger of dorst beheersen, de fiets nemen in plaats van de auto, dat vergt zelfdiscipline, dag in dag uit.

Veel welvaartsziekten komen voort uit, of worden verergerd door alcoholgebruik. Denk aan levercirrhose, Korsakov syndroom (alcoholische dementie) of diverse vormen van kanker. Allemaal ziekten die wel tot stilstand te brengen zijn, maar vaak niet te genezen. Daarom geldt hier nog onverkort dat voorkomen beter is.
De afgelopen jaren is naast de aantasting van de lichamelijke volksgezondheid de aantasting van de geestelijke volksgezondheid sterk naar voren gekomen. Hier ligt de zaak gecompliceerder dan bij de lichamelijke gezondheid. Je hersenen beschadigen door comazuipen of “binge drinking” leidt weliswaar tot alcoholschade aan de hersenen, maar het feit dat iemand daarmee begint, bewijst dat er op voorhand al iets mis is in het hoofd van de dader.

De vraag is of dat voortkomt uit groepsdwang, of uit de subcultuur van betrokkenen. Of heeft eerder, matig alcoholgebruik de hersenen geconditioneerd tot de excessen?

De laatste weken is daar ook nog het verschijnsel van de “neknomination” bijgekomen. De reactie van veel volwassenen is “je hebt toch wel een gaatje in je hoofd als je daaraan mee gaat doen”. Maar hoe is dat “gaatje” daar gekomen?